Mahlers Klänge
Met Christianne Stotijn - mezzosopraan
Gustav Mahler omringd door zijn landgenoten Schubert en Bruckner.
Een programma over romantische, 19e-eeuwse waarden die zowel Schubert, Bruckner als Mahler inspireerden: liefde, verlies, dood, de relatie tussen mens en natuur en een verbondenheid met het bovennatuurlijke.
Schubert was één van de grondleggers van de romantische Oostenrijkse muziektraditie, terwijl Mahler ruim een halve eeuw later deze erfenis omarmde en voortstuwde naar de drempel van de moderne tijd.
Mahler, op zijn beurt, kende Schuberts muziek en bewerkte zelfs zijn beroemde strijkkwartet ‘Der Tod und das Mädchen’ voor strijkorkest.
In de ‘Rückert lieder’ hoor je hoe Mahler voortbouwt op dat wat Schubert in gang heeft gezet. In hun liederen hoor je onmiskenbaar overeenkomstige klankwerelden.
Als brug tussen deze twee muzikale poëten fungeert de zeer gelovige plattelandsjongen Anton Bruckner (1824 -1896). Zijn muziek is een afspiegeling van de hemel op aarde; monumentaal, expressief en spiritueel.
Gustav Mahler volgde zijn opleiding bij Bruckner in Wenen. Mahlers vroege werken volgden het pad dat de oudere meester had geëffend, aldus Mahler. In de loop van zijn leven week hij steeds meer af van dat pad maar desalniettemin blijven tot Mahlers laatste werken Bruckneriaanse kenmerken hoorbaar.
PENTA bewerkte Mahlers ‘Rückert-Lieder’ (1901/02), ‘Blumine’ (ca. 1885) en enkele liederen uit ‘des Knaben Wunderhorn’ (ca. 1892), als eerbetoon aan Gustav Mahler en als voortzetting van een traditie waar Mahler ook onderdeel van was, getuige Mahlers bewerking van Schuberts strijkkwartet.
Programma
F. Schubert (1797-1828) Ouverture in c minor D8
A. Bruckner (1824-1896) Intermezzo WAB 113
G. Mahler (1860-1911) Rückertlieder, arr. voor mezzosopraan en strijkkwintet
G. Mahler 'Blumine', arr. voor strijkkwintet
G. Mahler uit ‘des Knaben Wunderhorn’,
arr. voor mezzosopraan en strijkkwintet:
- Wo die schönen Trompeten blasen
- Wer hat dies Liedlein erdacht?
- Verlor'ne Müh
Lees meer over Christianne Stotijn
Foto Christianne Stotijn: Ab Vos